Hallo allemaal!
Ik ben geboren op de eerste autoloze zondag in 1973 en woon in Den Haag met mijn meisje en twee zoons.
Afgezien van wat vakantiewerk op een CP/M-computer met amberkleurige monochroommonitor — klantgegevens inkloppen en Colossal Cave Adventure spelen — knipte ik op mijn tiende mijn eerste eigen computer aan: een Commodore VIC-20. Vanaf dat moment is het nooit meer goed gekomen. Ik was redelijk snel uitgekeken op de spellen en vond het veel interessanter om dat apparaat uit te vogelen.
Mijn oma breide een trui die ik met de PetSCII-karakterset had ‘ontworpen’, ik tekende — als iedereen toen — karaktersets op ruitjespapier, schreef een text adventure in BASIC genaamd 'Circle of Light' en ik kon de voortdurende honger naar kennis niet weerstaan. De bibliotheek en de computer in mijn kamer waren mijn domein. Programmeren werd mijn hobby en het is de schuld van dit ding:
En bedankt, cartridge!
Na een aantal jaar had ik plotsklaps een Commodore 64. Daar heb ik wat minder op geprogrammeerd. Ik speelde nu ook wat spellen met mijn vriendjes van school — hakte koppen met Barbarian, viel uitentreuren in de diepte in Impossible Mission omdat die sample zo mooi was. Ik tikte wat simpele machinecode met een KCS Power Cartridge en raakte betoverd door SID-muziek en die bijzondere introotjes vóór de spellen. Mr. Z? TRIAD? Hotline? Het zei me nog niet veel tot mijn neven vrienden bleken te zijn van een aantal spellenkrakers. De mystiek van die subcultuur werkte als een magneet. Toen ik eind jaren-80 een 1541-II met 1351-muis en GEOS kocht bij V&D heb ik in de winkel een ochtend staan kijken naar NewTek DemoReel, dat demo met muziek van The Art of Noise, op een voor mij toen nog onbekende Amiga 500. Niet te betalen, maar na een tijd pixelen, adventures maken met The Quill, enorme listings (met checksum) overtikken uit de 64'er, kocht ik na hard werken in de vakanties een Commodore Amiga 500 met 1084S monitor. Toen brak het los.
In een stoffig buurthuis ontmoette ik bij toeval mijn eerste ‘programmeervriend’ — hij noemde zich Alf — die mij enthousiast en vol passie leerde hardware-bangen op een Amiga. Inmiddels kende ik natuurlijk nogal wat intro’s en demo’s. Ik zag een demo met een oproep voor nieuwe ledematen en besloot de coder te schrijven. Ik kreeg een brief terug met een uitnodiging voor een copyparty in Roosendaal, ik meen de Vision/Active/Aces copyparty. Ik ging er alleen naartoe en kwam terug met kaartjes en stickers van tientallen nieuwe vrienden: ik bleek niet de enige die zijn leven sleet achter een computer! Eén daarvan was Maddy (toentertijd met de welluidende naam Mad Shitbrain) van het Belgische Pussy. Hij vroeg me om de Nederlandse divisie van Pussy op te zetten. Dat waren mijn eerste schreden in de demoscene; de tijd van mijn leven!
Ik denk het zelf altijd beter te kunnen dus een aantal demos en meetings verder richtte ik eind 1990 mijn eigen groep op, Jetset, samen met mijn vrienden Alf, Jayce en Tijdloos en we wisten onszelf in de kijker te spelen door — naar ik meen — ons ehm… bijzondere optreden op parties en de ietwat alternatieve demo’s die we wisten te maken. Op een party ontmoette ik een enorm getalenteerd grafitti-kunstenaar, Eswat. Hij maakte onze groep volledig, kende onze humor en we maakten Overload II, een music disk die ons (in onze ogen onverdiende) faam bracht: buitenlandse divisies, boards, goede coders, swappers en muzikanten, greetings en calling cards. Het was feest!
Na een avontuurtje met crackergroep SkidRow en een bezoek aan The Party 93 in Denemarken hadden we het wel gezien. Ik droeg de ‘dagelijkse leiding’ van Jetset over aan onze Jetsettuinier Seck en ik richtte de intro/demo-divisie van Paradox op. We bedachten een mascotte — Paradude — en een slogan — Greetings to all, except you — en begonnen met bouwen. Slechts drie van onze intro’s hebben het levenslicht gezien voordat het ‘management’ onderdook maar het was geweldig om enige tijd onderdeel te zijn van een groep waar ik toentertijd tegenop keek.
Aangepast naar eigen inzicht door Infant.
Ik kocht een USR-modem, kreeg de eerste PTT-rekening en begon dus een BBS — The Estate — dat al snel De Plantage gedoopt werd. Ik vond het sociale aspect van een BBS heerlijk (ik dook laatst een log op van een 13 uur durende chat) en ik programmeerde enkel nog ‘doors’ voor AmiExpress. (Demo’s coden was eigenlijk geen optie meer: dat betekende dat het board steeds offline ging.) Door het ploffen van Commodore en het starten van mijn bedrijfje in 1996 raakte de Amiga-hobby op de achtergrond. Ik heb later samen met anderen nog wat boards uit de grond gestampt waaronder ‘The Big Denial’ maar de PC-scene trok me niet echt en het werd nooit meer zo gezellig als op de Plantage, dat was gezegend met een userbase van ware malloten: rING+rING!, CrAzYwHiTe, en vermoedelijk Orlingo et cetera.
In 2010, tijdens het 25-jarig ‘bestaan’ van Amiga ontdekte ik dat Amiga, net als de C64, allesbehalve dood waren. Het begon weer te broeien en inmiddels besteed ik een groot deel van mijn vrije tijd met oude en nieuwe vrienden met dezelfde afwijking. Afgezien van beschikbare tijd verschilt het niet veel van vroeger: ik lach, ik leer en ik geniet. Ik gun iedereen wat ik sinds jonge leeftijd ervaar: een leven vol ontdekkingen en een mogelijkheid om te creëren. Zodoende hebben mijn kinderen een Commodore 64 op hun kamer — essentieel!. Onze hobby is tenslotte tijdloos.
Ik misbruik Amiga’s het liefst standaard: ECS voldoet, 3.1 is fijn, 1.3 ook, zichtbare rasterlijnen en contrastloze pixels, 640×256 Workbench, 2 bitplanes; meer dan genoeg. Retrobrite- en RAL9000-Amiga’s begrijp ik niet helemaal: verkleurde, bestickerde, beschreven en bekraste kasten vertellen in mijn ogen een verhaal. Een setje assemblers, een monitor en ReSource, een doos ProTrackers, DPaint en CygnusEd zijn alles wat ik echt nodig heb. Spellen speel ik niet of nauwelijks met uitzondering van adventures. Zonodig emuleer ik met FS-UAE en Vice.
Die adventures… dat is wel al dertig jaar een dingetje. Ik ben er gek van. Ik zal niet eerder sterven voor ik er een gemaakt heb — geen haast dus :-) — en daar ben ik onbewust altijd mee bezig geweest, zo ontdekte ik. Ik schrijf graag en daarbij luister ik naar takkeherrie als Sonic Youth, Frontline Assembly en Brighter Death Now. (Maar enkel als ik alleen ben. Je verwacht het niet!)
Ik ben benieuwd hoe het Amiga Café zich zal ontwikkelen. Ik doe graag mee aan positieve initiatieven die een grotere en gezonde Nederlandstalige Amiga-scene in de hand werken. Daarom: hoi allemaal! Let’s make things!
Ik ben geboren op de eerste autoloze zondag in 1973 en woon in Den Haag met mijn meisje en twee zoons.
Afgezien van wat vakantiewerk op een CP/M-computer met amberkleurige monochroommonitor — klantgegevens inkloppen en Colossal Cave Adventure spelen — knipte ik op mijn tiende mijn eerste eigen computer aan: een Commodore VIC-20. Vanaf dat moment is het nooit meer goed gekomen. Ik was redelijk snel uitgekeken op de spellen en vond het veel interessanter om dat apparaat uit te vogelen.
Mijn oma breide een trui die ik met de PetSCII-karakterset had ‘ontworpen’, ik tekende — als iedereen toen — karaktersets op ruitjespapier, schreef een text adventure in BASIC genaamd 'Circle of Light' en ik kon de voortdurende honger naar kennis niet weerstaan. De bibliotheek en de computer in mijn kamer waren mijn domein. Programmeren werd mijn hobby en het is de schuld van dit ding:
En bedankt, cartridge!
Na een aantal jaar had ik plotsklaps een Commodore 64. Daar heb ik wat minder op geprogrammeerd. Ik speelde nu ook wat spellen met mijn vriendjes van school — hakte koppen met Barbarian, viel uitentreuren in de diepte in Impossible Mission omdat die sample zo mooi was. Ik tikte wat simpele machinecode met een KCS Power Cartridge en raakte betoverd door SID-muziek en die bijzondere introotjes vóór de spellen. Mr. Z? TRIAD? Hotline? Het zei me nog niet veel tot mijn neven vrienden bleken te zijn van een aantal spellenkrakers. De mystiek van die subcultuur werkte als een magneet. Toen ik eind jaren-80 een 1541-II met 1351-muis en GEOS kocht bij V&D heb ik in de winkel een ochtend staan kijken naar NewTek DemoReel, dat demo met muziek van The Art of Noise, op een voor mij toen nog onbekende Amiga 500. Niet te betalen, maar na een tijd pixelen, adventures maken met The Quill, enorme listings (met checksum) overtikken uit de 64'er, kocht ik na hard werken in de vakanties een Commodore Amiga 500 met 1084S monitor. Toen brak het los.
In een stoffig buurthuis ontmoette ik bij toeval mijn eerste ‘programmeervriend’ — hij noemde zich Alf — die mij enthousiast en vol passie leerde hardware-bangen op een Amiga. Inmiddels kende ik natuurlijk nogal wat intro’s en demo’s. Ik zag een demo met een oproep voor nieuwe ledematen en besloot de coder te schrijven. Ik kreeg een brief terug met een uitnodiging voor een copyparty in Roosendaal, ik meen de Vision/Active/Aces copyparty. Ik ging er alleen naartoe en kwam terug met kaartjes en stickers van tientallen nieuwe vrienden: ik bleek niet de enige die zijn leven sleet achter een computer! Eén daarvan was Maddy (toentertijd met de welluidende naam Mad Shitbrain) van het Belgische Pussy. Hij vroeg me om de Nederlandse divisie van Pussy op te zetten. Dat waren mijn eerste schreden in de demoscene; de tijd van mijn leven!
Ik denk het zelf altijd beter te kunnen dus een aantal demos en meetings verder richtte ik eind 1990 mijn eigen groep op, Jetset, samen met mijn vrienden Alf, Jayce en Tijdloos en we wisten onszelf in de kijker te spelen door — naar ik meen — ons ehm… bijzondere optreden op parties en de ietwat alternatieve demo’s die we wisten te maken. Op een party ontmoette ik een enorm getalenteerd grafitti-kunstenaar, Eswat. Hij maakte onze groep volledig, kende onze humor en we maakten Overload II, een music disk die ons (in onze ogen onverdiende) faam bracht: buitenlandse divisies, boards, goede coders, swappers en muzikanten, greetings en calling cards. Het was feest!
Na een avontuurtje met crackergroep SkidRow en een bezoek aan The Party 93 in Denemarken hadden we het wel gezien. Ik droeg de ‘dagelijkse leiding’ van Jetset over aan onze Jetsettuinier Seck en ik richtte de intro/demo-divisie van Paradox op. We bedachten een mascotte — Paradude — en een slogan — Greetings to all, except you — en begonnen met bouwen. Slechts drie van onze intro’s hebben het levenslicht gezien voordat het ‘management’ onderdook maar het was geweldig om enige tijd onderdeel te zijn van een groep waar ik toentertijd tegenop keek.
Aangepast naar eigen inzicht door Infant.
Ik kocht een USR-modem, kreeg de eerste PTT-rekening en begon dus een BBS — The Estate — dat al snel De Plantage gedoopt werd. Ik vond het sociale aspect van een BBS heerlijk (ik dook laatst een log op van een 13 uur durende chat) en ik programmeerde enkel nog ‘doors’ voor AmiExpress. (Demo’s coden was eigenlijk geen optie meer: dat betekende dat het board steeds offline ging.) Door het ploffen van Commodore en het starten van mijn bedrijfje in 1996 raakte de Amiga-hobby op de achtergrond. Ik heb later samen met anderen nog wat boards uit de grond gestampt waaronder ‘The Big Denial’ maar de PC-scene trok me niet echt en het werd nooit meer zo gezellig als op de Plantage, dat was gezegend met een userbase van ware malloten: rING+rING!, CrAzYwHiTe, en vermoedelijk Orlingo et cetera.
In 2010, tijdens het 25-jarig ‘bestaan’ van Amiga ontdekte ik dat Amiga, net als de C64, allesbehalve dood waren. Het begon weer te broeien en inmiddels besteed ik een groot deel van mijn vrije tijd met oude en nieuwe vrienden met dezelfde afwijking. Afgezien van beschikbare tijd verschilt het niet veel van vroeger: ik lach, ik leer en ik geniet. Ik gun iedereen wat ik sinds jonge leeftijd ervaar: een leven vol ontdekkingen en een mogelijkheid om te creëren. Zodoende hebben mijn kinderen een Commodore 64 op hun kamer — essentieel!. Onze hobby is tenslotte tijdloos.
Ik misbruik Amiga’s het liefst standaard: ECS voldoet, 3.1 is fijn, 1.3 ook, zichtbare rasterlijnen en contrastloze pixels, 640×256 Workbench, 2 bitplanes; meer dan genoeg. Retrobrite- en RAL9000-Amiga’s begrijp ik niet helemaal: verkleurde, bestickerde, beschreven en bekraste kasten vertellen in mijn ogen een verhaal. Een setje assemblers, een monitor en ReSource, een doos ProTrackers, DPaint en CygnusEd zijn alles wat ik echt nodig heb. Spellen speel ik niet of nauwelijks met uitzondering van adventures. Zonodig emuleer ik met FS-UAE en Vice.
Die adventures… dat is wel al dertig jaar een dingetje. Ik ben er gek van. Ik zal niet eerder sterven voor ik er een gemaakt heb — geen haast dus :-) — en daar ben ik onbewust altijd mee bezig geweest, zo ontdekte ik. Ik schrijf graag en daarbij luister ik naar takkeherrie als Sonic Youth, Frontline Assembly en Brighter Death Now. (Maar enkel als ik alleen ben. Je verwacht het niet!)
Ik ben benieuwd hoe het Amiga Café zich zal ontwikkelen. Ik doe graag mee aan positieve initiatieven die een grotere en gezonde Nederlandstalige Amiga-scene in de hand werken. Daarom: hoi allemaal! Let’s make things!
Comment